Als Nederland geen maatregelen neemt, verdwijnen Oekraïense vluchtelingen in een niemandsland tussen alleen bescherming krijgen en meedraaien in de maatschappij. De problemen met werk en wonen houden volgens onderzoekers van Hogeschool Inholland ook de samenleving een spiegel voor.
Toen Rusland Oekraïne aanviel, gebeurde iets totaal nieuws in Europese landen: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming werd ingezet. “Dit was dé kans om uit te zoeken hoe die richtlijn in de praktijk werkt”, zegt onderzoeker Martin Blaakman van Hogeschool Inholland.
Blaakman interviewde samen met zijn zeskoppige team, onder wie vier Oekraïners, veertig Oekraïense vluchtelingen en kreeg negenhonderd reacties op een enquête. Vandaag verschijnen de conclusies van hun uitgebreide onderzoek.
En wat blijkt: het gaat niet (meer) zo goed met de Oekraïners in Nederland. Zij zijn ontevreden over hun verblijfplaats (die vaak niet geschikt is voor bijvoorbeeld een gezin), hun baankansen en de toegang tot zorg en taallessen.
“Aanvankelijk waren Oekraïners vooral blij dat ze een rustige en veilige plek hadden waar ze op adem konden komen, een plek waar ze geen explosies hoorden en niet bang hoefden te zijn als ze naar bed gingen”, vertelt Blaakman. Toen ze eenmaal geland waren, kwamen de volgende stappen: werk zoeken, een bankrekening openen en bepalen of hun kinderen in het Oekraïens of in het Nederlands les moeten krijgen.
Wat is de Richtlijn Tijdelijke Bescherming?
Volgens de Richtlijn Tijdelijke Bescherming hebben Oekraïners in alle EU-landen tijdelijk recht op opvang, medische zorg, onderwijs en werk. Daarmee verschillen ze van andere vluchtelingen, die via een asielprocedure te horen krijgen of ze mogen blijven.
Ook onzekerheid bij werkgevers en gemeenten
In die zoektocht zijn deze Oekraïners eigenlijk al in een soort niemandsland beland, meent Blaakman. Dat heeft vooral te maken met de speciale richtlijn die op 4 maart 2025 afloopt. Het is nog niet duidelijk wat daarna gaat gebeuren. Is het veilig genoeg om terug te keren naar Oekraïne? Of moeten de Oekraïense vluchtelingen hier asiel aanvragen?
De Oekraïners zijn daar nu al veel mee bezig, zagen de onderzoekers. “Ze voelen zich onzeker en weten niet welke volgende stappen ze kunnen nemen.”
Die onduidelijkheid zorgt er ook voor dat gemeenten en werkgevers zich terughoudend opstellen. Het is namelijk de vraag hoe zinvol het is om te investeren in taallessen, scholing en betere opvangplekken als niet duidelijk is of en hoelang Oekraïense vluchtelingen willen blijven.
Nederlands leren om verder te komen
Een deel van de Oekraïners accepteert dit tot op zekere hoogte, zegt Blaakman. Maar een ander deel wil ook graag meedraaien in de maatschappij.
Zo bleek uit het onderzoek dat Oekraïners graag Nederlands willen leren, maar dat ze klem zitten. Als er al genoeg professionele lessen beschikbaar zijn, dan lukt het de Oekraïners – bijvoorbeeld doordat ze voltijds werken – niet altijd om te gaan. Bovendien hebben veel van die werkenden ook nog eens een baan waarbij ze weinig worden blootgesteld aan de Nederlandse taal.
Steeds meer Oekraïners komen tot de conclusie dat ze Nederlands moeten leren als ze verder willen komen. De Oekraïense collega’s van Blaakman merkten dit zelf ook. “Maar er zijn ook Oekraïners die zeggen: mijn toekomst hangt af van de plannen van Nederland. Waarom zou ik dan nu al investeren?”
Sanne Oving is binnenlandverslaggever bij NU.nl
Sanne volgt voor NU.nl grote binnenlandse thema’s, zoals zorg en asiel.
Overheid moet met langetermijnplan komen
De problemen die in het onderzoek naar voren komen, houden de samenleving eigenlijk een spiegel voor, vindt Blaakman. “Die zijn herkenbaar voor veel Nederlanders: toegang tot betaalbare huurwoningen, voldoende betaalbare kinderopvang, toegang tot bepaalde medische zorg, financiële zorgen.”
Aanbevelingen voor de hele maatschappij doen de onderzoekers niet, maar in het geval van de Oekraïense vluchtelingen komen ze met meerdere conclusies. De belangrijkste daarvan: heb meer aandacht voor kwetsbare Oekraïners, investeer in voorzieningen die bijdragen aan mentaal welzijn en zorg dat er een langetermijnvisie komt. Die laatste oproep sluit aan bij wat onder meer de Adviesraad Migratie ook al meermaals heeft geadviseerd.
Blaakman zegt dat er bij zo’n langetermijnplan anders naar Oekraïners moet worden gekeken dan naar andere vluchtelingen. Een deel van de Oekraïners wil, in tegenstelling tot veel van de andere vluchtelingen, weer terug. Het plan moet daarom wel zijn gericht op mogelijkheden voor Oekraïners om mee te kunnen draaien, maar niet per se op inburgering.
Gebeurt dat niet, dan blijft de opvang van Oekraïners vooral op bescherming gericht. De vluchtelingen kunnen dan niet echt een leven opbouwen en blijven drukken op de gemeentelijke opvang.
“Je zou kunnen zeggen: help ze nu”, zegt Blaakman daarover. “Oekraïners zijn veerkrachtig en hebben van alles in hun mars om zelfstandig stappen te zetten. Ondersteun ze daar ook in.”